Ga naar de inhoud
  • Nieuws

Interview met Dries Verhoeven

15.05.2015

Performatieve installatie Wanna Play?

Kun je, als introductie, iets over jezelf vertellen?

Ik heb een achtergrond in het theater, sinds een paar jaar schuif ik meer op richting de beeldende kunst. Wat me interesseert is de spanning die ontstaat als de bezoeker zich verantwoordelijk voelt voor zijn eigen ervaring. In het theater is de code dat de bezoeker blijft zitten op zijn stoel, tenzij hij geïrriteerd raakt, in de beeldende kunst is het vaak andersom, de bezoeker loopt naar het volgende werk, tenzij hij geïnteresseerd is. Dat levert een wakkere geest op. Bij mij althans, ik moet aan mezelf uitleggen waarom ik doorloop of blijf staan. Het is een perfecte strategie als je iemand zijn eigen ongemak wil laten onderzoeken.
Wanna play? is geen voorstelling. Het is een tiendaagse ingreep in de openbare ruimte. Ik vervaag de grenzen tussen de “oude” openbare ruimte, die van de straat, en het nieuwe publieke domein, het internet. Ik hoop de kijker uit te dagen na te denken  over de veranderende omgang met intimiteit, nu het internet een groeiende rol in ons leven inneemt, en misschien ook wel in actie te komen, en mij te komen bezoeken, bijvoorbeeld om samen in hetzelfde bed te slapen.

Merk je verschil in publiek tussen verschillende landen en/of steden?

Jazeker. De reactie in Nederland op kunst is toch vaak onverschilligheid, het is de achterkant van onze veelgeprezen tolerantie. Wanneer Nederlanders verward worden door wat ze zien, en vernemen dat ze naar een kunstwerk kijken halen ze al snel hun schouders op. In Duitsland is dat diametraal anders. Zodra een kunstwerk hen verwart spreken de Duitsers zich uit en zoeken een podium om hun mening te ventileren. Daar word ik dan weer wakker van.

Hoe zie je de maatschappelijke rol van theater?

In de ideale wereld is die rol groot. Het is niet aan ons om mensen een geruststellend avondje vermaak te geven. Ik heb geen problemen met het zgn. ‘entertainment for the upperclass’ maar je moet het niet verwarren met de waarde van kunst als een vinger aan de pols van onze tijd.
Ik denk overigens niet dat de kunstenaar de waarheid in pacht heeft, kunst wordt saai als ze eenduidig is, en al helemaal als ze een  duidelijke maatschappelijke boodschap in zich draagt, maar wat ze wel kan doen is verwarring zaaien, een knuppel in het hoenderhok van de alledaagsheid werpen. We kunnen de huidige tijdgeest in beelden en woorden vatten, waardoor de kijker een meer kritische bril opzet in het dagelijks leven.

In Berlijn riep de voorstelling veel heftige reacties op. In hoeverre denk je dat ‘Wanna Play?’ in Utrecht anders gaat zijn dan in Berlijn?

Ik hoop dat de discussie in Utrecht draait rondom onze veranderende omgang met intimiteit. In Berlijn ging het uiteindelijk toch vooral over privacy vs. het recht van de kunstenaar. Het was een interessante discussie, zeker in een land dat vanuit haar verleden een nogal ambivalente verhouding heeft met privacy, maar het was voor mij niet de kern van het werk. Door een aantal wijzigingen die ik doe wil ik de discussie nu een zet in de andere richting geven.
Dat betekent ook dat ik niet de agressieve reacties verwacht, de ramptoeristen die afkomen op het Berlijnse schandaal komen bedrogen uit.

Denk je dat door de uiteenlopende reacties de boodschap en esthetische waarde van het project helder kunt overbrengen?

Zoals gezegd denk ik over mijn werk als een knuppel in het hoenderhok, ik heb niet één boodschap, ik heb een reeks vragen die ik graag deel met de toevallige voorbijgangers op straat. Ik kan er wel invloed op hebben in welk hok ik de knuppel gooi, hoe ik het werk zogezegd contextualiseer, maar uiteindelijk is de reactie iets wat zich ook buiten mijn invloedssfeer bevindt, de esthetische waarde van de knuppel is ondergeschikt.

Vind je social media, zoals Facebook en Grindr, publieke ruimte of privé? En waarom?

Iedereen kan Grindr, Tinder of Facebook op zijn telefoon installeren. Zolang we met een druk op de knop kunnen zien hoe de buurman zich presenteert is het publieke ruimte. Toch is het zo dat we dat soort platforms benaderen als een soort dagboekkamer. We doen er allerlei mededelingen over onszelf die we op straat nooit zouden doen, of niet meer hoeven doen omdat dit soort platforms een alternatief vormen voor de wereld buiten.
Een gesprek op internet is denk ik net zo privé als een gesprek in de werkelijkheid, het verschil is dat we de andere persoon vaak niet kennen, en het dus in principe iedereen zou kunnen zijn. Wat ik zo opvallend vind is dat we onze online buddies, hoe slecht we ze ook kennen, een zekere vertrouwdheid toedichten. We zien hun alter ego, een versie van zichzelf die ze graag willen dat we zien, en denken goed na over de manier waarop we onszelf presenteren, we delen dezelfde illusie. Uiteindelijk zijn het natuurlijk dezelfde mensen als hen die we op straat tegenkomen. Het ongemak ontstaat wanneer die twee werelden elkaar ontmoeten, wanneer degene die voor ons zit in een café dezelfde persoon blijkt als degene met wie we chatten, of als onze baas ons confronteert met compromitterende foto’s die hij heeft gezien op Facebook.

Delen

Beweging aan Beweging uit