SPRING bestaat 10 jaar en daarom brachten we een speciaal jubileumboek uit met een terugblik op de afgelopen 10 jaar SPRING in Utrecht en inspirerende essays. De komende maanden delen we deze essays op onze website. We starten met een reis door 10 jaar SPRING, geschreven door journalist en dramaturg Moos van den Broek.
In 2013 fuseerden Springdance en Festival a/d Werf. Een dansfestival en een locatiegericht festival met een grote focus op jonge kunstenaars smolten samen tot een nieuw Utrechts platform dat zich hard maakte voor internationale ontwikkelingen in de performing arts. Opvallend veel van de historische identiteit van deze twee festivals bleef overeind. Laten we eens inzoomen op de focus, inhoud en ontwikkelingen in het programma van de afgelopen tien edities.
HET PERSOONLIJKE VERSUS HET POLITIEKE
‘Let’s come together’, ‘the one and the many’, ‘body of resistance’; de willekeurige slogans die ik tegenkom als ik terugblik onthullen een sterke sociaal-politieke focus. Onder de bezielende leiding van Rainer Hofmann groeide dat engagement gestaag. Het uit zich ook in de keuze voor internationaal minder zichtbare kunstenaars. In dit vaak kwetsbare werk krijgen we inzicht in een cultuur, een land, een leven. Neem het werk van de in het festival terugkerende choreograaf Eko Supriyanto uit Indonesië, die op uiterst sobere wijze de tradities van zijn land deconstrueert tot hedendaagse performances. Vooral zijn werk met alleen vrouwelijke dansers IBUIBU BELU: Bodies of Borders (2021) maakte op mij een onvergetelijke indruk. De voorstelling ontleedt wat de impact is van grenzen op lichaam, geheugen en geest. Supriyanto’s artistieke onderzoek met de vrouwen is niet alleen een herijking van tradities, maar ook een zoektocht naar ultieme bevrijding van grenzen. Hoe politiek kan het persoonlijke zijn? Op een heel andere manier stelt ook de Taiwanese choreograaf Fang Yun Lo dat onderwerp aan de orde. In beeld en beweging legt hij in de even eenvoudige als ontwapenende voorstelling Unsolved zijn familiegeschiedenis bloot en daarmee ook de complexe historie van zijn geboortegrond.
BEWEGINGEN IN DE DANS
In de eerste jaren van SPRING Performing Arts Festival zien we nog een staartje van de conceptuele dansontwikkelingen, waarmee Springdance zich lang profileerde. Een nieuw tijdperk dient zich echter aan, dans mag weer virtuoos zijn, theatraal en visueel aantrekkelijk. We zien het terug in de diversiteit aan dansperformances. Zo zag ik de voorstelling Complexity of Belonging, een theatrale dansperformance vol tekst en digitale hoogstandjes waarin choreograaf Anouk van Dijk en regisseur/schrijver Falk Richter tonen hoeveel eenzaamheid onze hedendaagse maatschappij kent. Het rake tijdsdocument, dat de nodige humor kent en waarin zeer virtuoos wordt gedanst, speelt met de versnipperde levens van de dansers. Ze reizen de hele wereld rond, hun sociale levens worden in stand gehouden met digitaal verkeer. SPRING zit bovenop de consequenties van die nieuwe wereld en toont de issues in vernieuwende performances.
CLUBLEVEN
Ondertussen krijgt het clubleven, net als de hiphop overgevlogen uit metropool New York, ruim baan, mede dankzij het werk van het internationale viertal Cecilia Bengolea, Trajal Harell, Francois Chaignaud en Marlene Monteiro Freitas. Eenmaal op eigen benen ontwikkelt laatstgenoemde haar eigen signatuur. In haar werk beweegt ze op het snijvlak van beeldende kunst, dans en muziek. Ze breekt er internationaal mee door. Als het festival één internationale maker op de voet heeft gevolgd, dan is het de Kaapverdische Freitas wel. Ze opent het festival van 2018 met haar dynamische en dadaïstische groepswerk Bacchae – Prelude to a Purge geïnspireerd op de Bacchanten van Euripides waarin stem, lichaam en instrument vervloeien. Freitas stroopt de grenzen af van de abstractie; het is virtuoze gekte ten top! Hopelijk zien we deze eigenzinnige maker terug in SPRING. Niet alleen internationaal zien we de trend, ook Nederlandse theatermakers onderzoeken de codes van de muziek en het clubleven in hun werk; denk aan regisseur en performer Naomi Velissariou en muzikant Joost Maaskant die in hun trilogie Permanent Destruction – in coproductie met Theater Utrecht – op fascinerende wijze het begrip popconcert ontleden. Vorm en inhoud vallen organisch samen en bestaande theaterteksten van Sarah Kane en Heiner Müller vormen een basis in de eerste twee delen.
OUT OF THE BOX
Het programma van SPRING omarmt niet alleen de hedendaagse dansontwikkelingen, ook het profiel van Festival a/d Werf blijft overeind in de vele locatiegerichte projecten. Als vanouds neemt het zeer politieke werk van Dries Verhoeven daarin het voortouw. Een van de hoogtepunten is zijn expositie Ceci n’est pas, waarin hij in grote vitrines op straat levende beelden creëert met ‘echte’ performers. Het werk verkent verschillende vormen van maatschappelijk ongemak en probeert zo een discussie te ontlokken in de publieke ruimte over thema’s als discriminatie, onderdrukking en geweld. Verhoeven gaat nog een stap verder. In het megaproject Sic transit gloria mundi stelt hij vervolgens de vraag van wie de publieke ruimte eigenlijk is door de Neude om te bouwen voor een fictief kunstwerk. Aan zelfspot geen gebrek; het enorme beeld van een liggende, lees ‘gevallen’, Verhoeven symboliseert het einde van de Westerse hegemonie. Na de jarenlange bouwput rond het Centraal Station en Hoog Catharijne, creëert Verhoeven doodleuk een nieuwe bouwput. Het project roept de nodige verwarring – en ook irritatie – op en vormt een spiegel voor de Utrechtse gemeenschap.
WHAT’S IN A NAME
Ook in het werk van Boukje Schweigman, de andere Utrechtse maker die meegroeide in de locatiegerichte ontwikkelingen, staat beeld en ruimtelijke beleving centraal. Zij het op een hele andere manier. Geen politieke beladenheid in dit werk, eerder magie, verwondering, troost en schoonheid. Ze herneemt in het festival haar onvergetelijke hit WIEK, waarin vier dansers het opnemen tegen een horizontaal draaiende molenwiek en ze creëert nieuwe sterk visuele ervaringen zoals Spectrum waarin ze het publiek blootstelt aan een intense fysieke beleving. Sommige concepten van makers hebben een participatief karakter, anderen zijn receptief. Sommige makers bewegen zich precies daar tussenin zoals Benjamin VanderWalle, die in zijn werk het publiek letterlijk een kijkrichting meegeeft. We dwalen met hem door de stad, in merkwaardige karretjes of met kijkkokers op onze hoofden en zo zien we de stad in een totaal ander perspectief. In lijn met haar geschiedenis blijft SPRING experimenteren in en buiten de black box. In de loop van de tijd worden er verschillende termen aan die ontwikkeling gekoppeld zoals locatietheater, belevingstheater en interactief theater. Anno 2022 krijgt het mede door de opkomst van de gamewereld een nieuwe titel; ‘immersief theater’, een term die ook de beeldende kunst hanteert. Kunst waar de toeschouwer zich in kan ‘onderdompelen’.
ROBOTS ALS ACTEURS
‘Welke waarde heeft het lichaam in onze gedigitaliseerde maatschappij’ en ‘hoe verbinden we ons’, zijn wezenlijke vragen in een wereld waarin het authentieke lichaam ondergeschikt lijkt te worden en communicatie vooral een technologische aangelegenheid. Er is opvallend veel aandacht voor digitalisering in het programma van SPRING. Complexity of Belonging (openingsvoorstelling 2015) is één voorbeeld daarvan, maar voelbaar is het vooral in de editie van 2019 waarin makers als Stephan Kaegi (Uncanny Valley) en Dries Verhoeven (Happiness) de toon zetten en robots het overnemen van acteurs. Alsof de duivel ermee speelt wordt het thema letterlijk onderwerp, als het festival in 2020 noodgedwongen door corona een digitale editie heeft. Het één staat niet los van het ander, maar symbolisch werden ze wel, de opeenvolgende edities van de jaren 2019 en 2020. Pas in 2022 kent SPRING weer een volwaardige ‘live’ editie. En als er een ding duidelijk werd in de staat van tien jaar SPRING, dan is het wel dat de digitale beleving geen alternatief is voor de live beleving. Integendeel, theater gaat juist over die live ontmoeting, ook als acteurs worden vervangen door robots.
NIEUWE AANWAS
Serieuze aandacht voor de ontwikkelingen van jonge makers is er ook. In de traditie van Festival a/d Werf (en Huis a/d Werf, nu Het Huis) krijgt een flink aantal van hen een volwaardige plek in het programma. Het festival zorgt niet alleen voor de brug naar haar publiek. Het netwerk van internationale festivals, waar SPRING deel van uitmaakt, biedt ook een springplank naar de internationale gemeenschap. Julian Hetzel, Samira Elagoz, Florentina Holzinger, Sanja Mitrovic, TILT; allemaal vinden ze hun weg naar dat internationale circuit. Voor een jonge kunstenaar betekent dat nieuwe coproducenten en meer armslag in de ontwikkeling van nieuw werk. Essentiële brandstof wanneer je wilt groeien. In de traditie van het immersief theater krijgt theatermaker Julian Hetzel alle vrijheid om zijn voorstellingen te definiëren. Zo staat in Schuldfabrik de productie van zeep centraal en zien we hoe die zeep gemaakt wordt van lichaamsvet. Een gegeven dat refereert aan gruwelijke oorlogsexperimenten, maar ook onze vreetcultuur en op non-stop productiviteit gerichte maatschappij aan de kaak stelt. We wassen de schuld weg, want de opbrengst van de zeep gaat naar een goed doel. Binnen het engagement van SPRING kan Hetzel zijn experimentele en activistische stijl ongegeneerd onderzoeken en die vrijheid krijgen ook andere jonge makers. Ze vinden aansluiting in het internationale circuit; van de Volksbühne in Berlijn tot Festival Avignon en de Biënnale in Venetië. En zo blijkt SPRING Performing Arts Festival geheel in lijn met haar geschiedenis niet alleen een geëngageerd en spannend publieksfestival, maar ook een goede sparringpartner in de ontwikkeling van talent.
Moos van den Broek
Dramaturg, programmeur en journalist