Kun je jezelf kort voorstellen?
Mijn naam is Thibaud Delpeut. Ik ben artistiek directeur van Theater Utrecht, het stadsgezelschap van Utrecht. Na een aantal jaren aan de universiteit van Nijmegen studeerde ik af aan de regie-opleiding van Amsterdam en regisseerde sindsdien bij o.a. Toneelschuur Producties, Toneelgroep Amsterdam en had een eigen stichting voor zelfstandig werk. Ik maak theater op het snijvlak van de canon en het huidige tijdsgewricht, vaak muzikale voorstellingen met een filmisch karakter.
Hoe zie je de maatschappelijke rol van theater?
Ik denk dat het theater een eigentijdse variant is van de kerk. Zonder de religieuze connotatie of context. Een plek waar mensen in gezamenlijkheid de confrontatie met zichzelf en de wereld waarin ze leven aangaan. Waar men in aanwezigheid van anderen in de spiegel kijkt, de spiegel van een metafoor. Die spiegel is zeldzaam en noodzakelijk.
Wat is de bron van jouw creativiteit?
Als kind was ik nagenoeg doof. Alles wat ik hoor heeft nu waarde. Mijn oren zijn de bron. Achter elk geluid gaat een wereld, een verhaal, een geheim schuil. Hoe iets klinkt, zacht en warm, repetitief of incidenteel, schel of rond; voor mij zijn het primaire gegevens om te weten wat iets is.
Het verhaal is gebaseerd op een boek van José Saramago. Wat maakt dit verhaal geschikt voor theater?
In principe zijn er meer redenen om het boek niet te gebruiken als vertrekpunt voor theater dan wel. Maar materiaal hoeft in zijn aard niet ‘geschikt’ te zijn. De situatie van de mens die op zichzelf is teruggeworpen fascineert me. De weg van de karakters in dit boek die ze afleggen om uiteindelijk de ander te zien, te beseffen dat die ander hun bestaansgrond is, dat is belangrijk.
Waarom willen je juist nu dit verhaal op dit moment, in de huidige maatschappij, vertellen?
De afgelopen jaren lijkt een soort doemdenken zich weer te nestelen in het Westen. De angst voor het vreemde van ver weg, de onzichtbare macht van de banken en ‘De Multinationals’, en het gevoel dat de democratie faalt, dat onze volksvertegenwoordiging machteloos is ten overstaande van een groot schip dat Europa of Aarde heet. Tegelijkertijd is deze tendens niet nieuw. Sterker nog: dit doemdenken lijkt een cyclisch gegeven sinds we geschiedschrijven. Waar komt die eindtijd-gedachte vandaan? Is die terecht? Gaat het nu echt slechter dan ooit? Zijn we, zoals in het boek van Saramago, blind voor onze omgeving, voor de gebeurtenissen om ons heen? Onze welvaart, onze fysieke en geestelijke gezondheid zijn afhankelijk van een infrastructuur die we zelf niet meer beheersen. Die infrastructuur is broos, zo bleek uit de bankencrisis, maar ook uit epidemieën en bijvoorbeeld hurricane Katrina die ontheemding en plundering tot gevolg hadden. In het Westen. Saramago, en wij met hem, willen laten zien dat we afhankelijk zijn van die samenhang, maar er tegelijk verantwoordelijk voor zijn. Er zijn geen grotere krachten, tenminste, dat is geen te houdbare, te verantwoorden stelling. Autoriteiten, banken, ordebewakers, hebben zoveel macht toe als we hen toekennen. Daar gaat deze voorstelling voor een groot deel over.
Welke reactie willen je oproepen bij het publiek?
In het boek worden de inwoners van een stad blind, door een mysterieuze epidemie. We gebruiken dat gegeven, die primaire sensatie van blindheid, desorientatie en zintuiglijkheid als basis voor de voorstelling. Dat maakt het tot iets indringends, een ervaring die onder de huid kruipt.