Performing Technology: welkom in de Uncanny Valley anno 2019
Door Rainer Hofmann
“I am hardly human and completely human” lees je op het voorblad van de programmabrochure voor SPRING Performing Arts Festival 2019. In de brochure en op de website vind je een menselijk hoofd dat aan de achterkant open is. Binnenin zie je kabeltjes en siliconenchips. Ook zie je in de brochure een reeks gekopieerde, uit foto’s geknipte ledematen. Mens en machine komen samen, origineel en kopie, digitaal en analoog, vlees en plastic. SPRING geeft een podium aan de technologie. Maar ook aan de menselijkheid. Het geeft een podium aan de relatie tussen digitale technologie en de mens; de interactie daartussen, de manier waarop ze met elkaar verweven en vermengd zijn.
Uncanny valley is een term die werd bedacht door de Japanse wetenschapper in de robotica Masahiro Mori. Binnen het concept uncanny valley geldt dat mensachtige objecten die bijna, maar net niet een echt mens lijken, een griezelig maar op de een of andere manier bekend gevoel van angst en walging oproepen bij degene die ernaar kijkt. Is het nou een mens of niet? Het lijkt erop maar toch ook niet. We willen in robots iets menselijks zien maar tegelijkertijd maakt het ons angstig als een voorwerp een geloofwaardig menselijk uiterlijk heeft. De uncanny valley ligt ergens tussen nauwelijks menselijk en volkomen menselijk.
Wat nu als we dit concept eens uitbreiden, van objecten naar het hele leven? Leven we dan niet allang in een uncanny valley? Hoeveel van de berichten die we online ontvangen worden al door bots gegenereerd? Wie bepaalt de prijzen die we te zien krijgen als we een vliegticket willen boeken? Hoeveel procent van de beurshandel wordt door algoritmen uitgevoerd in plaats van door mensen? Is Donald Trump echt machtiger dan Mark Zuckerberg? Wanneer is het enige identificatiemiddel dat we nog nodig hebben onze iris, om de deur van ons huis open te maken, onze boodschappen te betalen, in het vliegtuig te stappen? Beginnen onze (bedachte) online identiteiten niet langzamerhand een eigen leven te leiden? Wordt ons fysieke lichaam niet stap voor stap aangevuld of zelfs vervangen door kunstmatige lichaamsdelen? Worden onze verlangens niet allang bepaald door gedigitaliseerde informatie?
Maar voelt dit alles aan als uncanny? Of omarmen we de nieuwe wereld maar al te graag? Is deze valley nog wel zo uncanny, als we ons niet eens bewust zijn van de griezeligheid ervan? Zijn we misschien op weg naar het paradijs? Laten we ons richten op de goede kanten ervan: op algoritmen gebaseerde medische behandelingen redden levens, onze communicatie verloopt snel en gemakkelijk, er wordt ons verteld waar we voor willen shoppen (en we willen ook echt wat ons verteld wordt), sociale robots helpen eenzame mensen, en binnenkort brengen zelfrijdende auto’s ons zonder ongelukken heel comfortabel naar onze bestemming. Laten we nu eens iets verder denken. Waarom zou je je huis verlaten om op reis te gaan als je via je 3D-bril en augmented reality de hele virtuele wereld aan je voeten hebt en vliegen het klimaat toch al verpest? Alles wordt glad en gemakkelijk als de technologische ontwikkelingen de klimaatverandering voor kunnen blijven (en niet veroorzaken).
Wat is het verschil tussen een mens en een machine? Zoals Yuval Harari laat zien geloven sommige biotechnologen dat organismen eigenlijk niks anders zijn dan door algoritmen gedreven machines. Het belangrijkste verschil is dat computers op siliconen werken en het menselijke neuronennetwerk op koolstof.
Hoe gaat de podiumkunst, de kunstvorm bij uitstek die live plaatsvindt terwijl publiek en maker tegelijkertijd in dezelfde ruimte aanwezig zijn, met zulke onderwerpen om? SPRING 2019 brengt een aantal voorstellingen en installaties bijeen die op de nieuwe technologie en de digitalisering reflecteren (en er soms ook gebruik van maken). Centraal staat Uncanny Valley door Stefan Kaegi van het Duitse Rimini Protokoll.
De enige performer in Uncanny Valley is een humanoid, een kopie van schrijver Thomas Melle. De voorstelling, een door de robot uitgesproken monoloog, verloopt langs twee lijnen; Thomas Melle’s verhaal van zijn eigen bipolaire stoornis, en het verhaal van computerpionier Alan Turing. De Turing-test, een test waarmee bepaald kan worden of iets een mens is of een machine, is naar hem vernoemd. Melle en Kaegi hebben een scherpe tekst geschreven over origineel en kopie, mens en machine, die wordt gespeeld door een ironische robot die een kopie is van iemand die misschien al twee persoonlijkheden heeft. Een grote vraag loopt dwars door de hele voorstelling: wat is een mens?
Er zijn twee installaties die de ruimte verkennen tussen mens en technologie. Lawrence Malstaff maakt met Polygon van lichtgewicht buisjes een grootschalig bewegend bouwwerk, waarvan de bewegingen bijna mensachtige kwaliteiten en emoties lijken te bezitten. De Amerikaanse OpenEndedGroup heeft van danser Bill T. Jones een 3D-projectie gemaakt. Het echte, fysieke lichaam verdwijnt, maar zijn bewegingen zijn er nog steeds dankzij de motion-capture techniek. Ze zijn gevangen in licht. Is dat nog steeds Bill T. Jones? Wordt hij vertegenwoordigd door die in licht gevangen bewegingen? Wie zijn we als we er wel zijn, maar niet fysiek aanwezig?
Zoals we hebben gezien worden zelfs acteurs vervangen door machines (maar is dat wel echt zo? Misschien zijn de acteurs alleen maar niet meer zichtbaar op de speelvloer?) En ongetwijfeld groeit de macht van digitale machines en zal dat nog wel even duren. De machtsrelatie tussen mens en technologie verschuift onherroepelijk.
In zijn samenwerkingsproject met dansgezelschap ICK, SOMETHING (out of nothing), vraagt Kris Verdonck wat de plaats van de mens nog is als technologie niet langer alleen een middel is, maar ook de beslissingen neemt. Als de digitale technologie ons vervangt, bestuurt, het van ons overneemt, wat gebeurt er dan met wat wij zien als fundamenteel menselijk: de geest, de ziel, het verlangen, de lust, de seks, het lichaam met al zijn functies en eigenschappen? Verdoncks dansvoorstelling reflecteert op de positie van de mens ten opzichte van de technologische dominantie. Hij mixt objecten en dansers, voorwerpen en mensen en vervaagt de grens tussen levende en dode materie. Net als bij Stefan Kaegi is de inherente vraag: weten we wel zeker dat we nog mensen zijn? Zijn we niet allang hybride? Of slechts een overblijfsel uit een analoog verleden, in een wereld die ons niet langer nodig heeft, een in potentie uitstervende soort, zombies die maar doorgaan in de illusie dat ze nog een eigen wil hebben en van belang zijn? Maar we kunnen ook zeggen: laten we dansen – zo lang we kunnen, het is het fysieke bewijs dat we bestaan. Dans is echt, dat kun je niet faken.
Wie er danst is Mette Ingvartsen, gedreven door de beats van drummer Will Guthrie. In All Around verlengt Ingvartsen haar lichaam met een TL-buis. De voorstelling toont met haar hypnotiserende ritme en cirkelende dansbeweging de extase, maar is ook een visualisering van de versmelting van het menselijk lichaam met een kunstmatig element. De voorstelling maakt een figuurlijke verbinding met nieuwe ontwikkelingen in de biotechnologie.
Dit hele programma leek een beetje te mannelijk en nerdy totdat Mette Ingvartsen erbij kwam, met naast haar de Australische Angela Goh met haar voorstelling Uncanny Valley Girl. Zij biedt een duidelijk vrouwelijk perspectief op technologie. Ze verwijst naar de lange geschiedenis van vrouwen en machines, van de lopende band in de fabriek tot de vroegste tijd van de computer, voordat de mannen van Silicon Valley en hun investeerders de boel overnamen. Maar Angela Goh legt ook een verband tussen de angst dat machines het zullen overnemen en de angst van de man dat de vrouw alles zal overnemen. De fembot komt op, de uncanny valley girl gaat de confrontatie aan met de nerds.
De Nederlandse installatiekunstenaar Jeroen van Loon biedt een heel specifieke kijk op het internet en de fysieke verschijningsvorm ervan. In Ephemeral Data bouwt hij tien dagen lang aan een grote zandmandala die is gebaseerd op het glasvezelnetwerk van Utrecht. Na tien dagen wordt de mandala uitgeveegd. Op briljante wijze gebruikt deze performance-installatie het materiaal waarmee we zo snel kunnen communiceren (zand, basismateriaal van glasvezel) om een pleidooi te houden voor vertraging en tijdelijkheid. Volgens Van Loon verandert het internet van een archief in een performancemachine, van Wikipedia tot Snapchat. De toekomst van internet is tijdelijk.
Al deze voorstellingen brengen onze gedigitaliseerde, door technologie beïnvloede wereld in kaart. Misschien leven we in een uncanny wereld, misschien zijn we op weg naar het paradijs, of we zijn misschien menselijke zombies die zich nog niet realiseren dat ze overbodig zijn geworden. We nodigen ons publiek uit hun eigen conclusie te trekken.
Wetenschappelijke hulp daarbij vind je in de conferentie Performing Robots (georganiseerd door Media and Culture Studies van de Universiteit Utrecht) met daarin de lezing van Festival Fellow Peter Eckersall die met steun van het Centre for the Humanities naar Utrecht komt. De conferentie maakt de balans op van de interactie tussen het theater en de robotica en beziet de mogelijkheden voor toekomstige samenwerkingen. Wat heeft de podiumkunst te bieden als inspiratie, model, en test-case voor de ontwikkeling van robots en de interactie tussen mens en robot? Hoe kan de samenwerking tussen podiumkunst en robotica bijdragen aan de verdere ontwikkeling van sociale robots, en aan ons kritische kijk op wat het betekent om met ze samen te leven.
Het Performing Technology focusprogramma wordt ondersteund door het Prins Bernhard Cultuur Fonds.
& meer

Interview met Stefan Kaegi over Uncanny Valley

Interview met kunstenaar Jeroen van Loon

Transmission in Motion and SPRING Performing Arts Festival are welcoming submissions for the Performing Robots Conference!